ITALIAANSE LITERATUUR

      HET BIJTENDE THEATER VAN DARIO FO EN FRANCA RAME

Alfred Krans

 

Ergens in het begin van de jaren 70 heb ik wel vijf keer in het theater de voorstelling Mistero Buffo gezien, die werd gespeeld door de Vlaamse groep De internationale Nieuwe Scène uit Antwerpen met spelers als Jan Decleir, Hilde Uitterlinden en Charles Cornette. Het was een fascinerend geheel van zang, dans en toneel over uitbuiting, onderdrukking en armoede in het Vlaanderen van voor de oorlog. Er waren geen decors, alleen de spelers, Wannes Vandevelde met zijn accordeon, een aantal lange stokken en een paar witte lakens. En de voorstelling was adembenemend, ontroerend, het vuur spatte ervan af. Ik heb nog jaren hun lp met de liederen grijs gedraaid. Maar de groep bestaat al lang niet meer.

Dario Fo nog wel, alhoewel het stil is geworden rondom hem, maar hij is ook al 82. Hij begon zijn loopbaan in het theater met het maken van satirische revues, maar richtte al spoedig daarna met zijn vrouw Franca Rame de groep Nuova Scena op, die communistisch georiënteerd was. Ze speelden voor duizenden arbeiders en werklozen in loodsen, fabriekshallen, vrouwenhuizen om ze een hart onder de riem te steken en hen de werkelijkheid beter te laten begrijpen. En steeds baseerde hij zich in zijn stukken op de commedia dell’arte, het oeroude geïmproviseerde theater, dat zich met grappen en grollen afzette tegen de heersende klasse. Fo ontwikkelde zich in de loop der jaren tot de politieke clown van Europa, maar hij was ook de minstreel en de nar, die zijn bijtende boodschappen met een lach de wereld in slingerde. In 1997 kreeg hij dan ook terecht de Nobelprijs voor de literatuur. En operaliefhebbers zijn nog steeds verrukt over zijn regie van Il Barbiere di Siviglia voor de Nederlandse opera, een voorstelling, die vanwege het succes vorig jaar in reprise ging en die soms nog op de televisie is te zien. Op zijn 80e probeerde hij een politieke carrière te starten door zich kandidaat te stellen voor het burgermeesterschap van Milaan. Hij wilde de stad gedeeltelijk autovrij maken om zo de smog terug te dringen, maar de Milanezen vonden hem te oud en te veel de politieke clown, zodat hij maar 23,4 % van de stemmen kreeg. Zijn vrouw Franca Rame had meer succes en heeft jarenlang als senator zich ingezet voor vrouwenemancipatie en voor mensen onder aan de sociale ladder.

De invloed van Fo op het Europese toneel is vooral in de jaren 70 en 80 groot geweest. In Nederland manifesteerde zich dat via groepen als Het Werktheater en Baal (zie mijn artikel in Schoon Schip 1995/4). Daarna sloeg het theater een geheel andere richting in, ethische begrippen en het postmodernisme gingen de boventoon voeren (Schoon Schip 2000/4), maar er zijn nog steeds gezelschappen, die zich door Fo laten inspireren. Het Piccolotheater Dario Fo uit Amsterdam is een amateurgezelschap, dat al 40 jaar stukken van Fo speelt en de laatste jaren ook Goldoni, Feydau en Plautus op het repertoire heeft. In Poeldijk zit Dario Fo, ondernemers in de kunst, die kunst willen verbinden met bewegingen in de samenleving. Zij produceerden o.a. de musical Kromme Jongens, die gaat over de Westlandse glastuinbouw, de strijd tussen glas en steen en oude en nieuwe tijden. En er is nog steeds de voorstelling Faber speelt Fo, waarin Peter Faber 3 verhalen van Fo met veel kleur en humor vertelt.

De meeste stukken van Fo zijn in het Nederlands vertaald en verzameld in Toneelwerken I en II (waarin o.a. zijn opgenomen zijn veel gespeelde Mistero Buffo(1969), De accidentele dood van en anarchist(1970) en Mama’s hasjies is de beste(1976) en de voor zijn vrouw geschreven vrouwenmonologen als Medea en Mamma superfreak). Veel kleiner werk is onvertaald gebleven, omdat het vaak is geschreven in het dialect van Rome of nog zuidelijker. Twee ervan heb ik vertaald in modern Nederlands, waarbij moet worden aangetekend, dat met name De baanwachter eigenlijk beter tot zijn recht zou komen als de rol van Franca bijvoorbeeld in het Vlaams, het Drents, het Limburgs etc. zou worden gesproken.

                           

                                      DE BAANWACHTER(1962)

Personages: Franca (baanwachter), journalist

Een telefooncel. De journalist is aan het telefoneren.

Journalist: Hallo, kan ik de directie van de krant krijgen?  Is de directeur er niet? Nee? Geef me dan de hoofdredacteur maar… Aldo, ben jij het? Dag, ja, zeg, de directeur zoekt me, weet jij waarom? Waar moet ik naar toe? Naar een baanwachtershuisje?! … Van het spoor?!... Wat is daar? Een ongeluk, een misdrijf?.... Nee!? Wat dan?... Een interview? !... Sorry, maar een interview met wie?...   Met de baanwachter?!... Maar wie is er geïnteresseerd in de problemen van een vrouw, die een spoorwegovergang beheert…Ja, ze zijn kleurrijk…ja, ik ga er naar toe, maar je zult over een maand zien hoeveel exemplaren we van de krant hebben verkocht met deze story… tot ziens…(hij hangt op)… interview met een baanwachter!!! Nou vraag ik je!

Als uit het niets verschijnt Franca, gekleed als baanwachter, zwart haar, dat samengebonden is in een grote knot, achter in de nek, een pluk haar hangt voor haar gezicht, zware zwarte wenkbrauwen. Een mannenkiel, een zakdoek om de hals. Een pet met een klep, een riem om de schouder met een hoorn, een vlag en een lamp. Franca drukt op de hendel om de spoorbomen naar beneden te laten.

De interviewer komt binnen.

Journalist: Hallo, ben jij de baanwachter?

Franca: Ja, dat ben ik… maar nu ben ik bezig het monster voorbij te laten komen…

Journalist: Het monster?

Franca: De goederentrein, zie je dat niet? Hij komt eraan. (Lawaai van de aanstormende trein. Ze gaat bijna op de hendel zitten aan de rechterkant). Aldino, doe de slaapkamerdeur dicht om de kuikens buiten te houden. (dan draait ze zich om naar de trein, die achter haar voorbij komt). Opschieten, je bent een beetje te laat… Ja…mijn echtgenoot is nog in de gevangenis…arme man…

Journalist: Mevrouw… ik heb de opdracht…

 

Franca: Wat zeg je allemaal? Ik begrijp er geen biet van. Wacht tot de trein voorbij is, (ze geeft een teken met de vlag) daar ben ik mee bezig. Het is net een draaikolk… het zijn lastposten… de wielen zijn genadeloos… hèhè… eindelijk…hij is voorbij…

Journalist: Dus, mag ik u een paar vragen stellen?

Franca: Oh, ben je misschien iemand van die onderzoekscommissie voor de efficiency?

Journalist: Efficiency? Nee, ik ben journalist en wil je alleen interviewen.

Franca: Wat?

Journalist: Vragen stellen…

Franca: Ja, ja, kom maar op (bellen rinkelen), wacht tot de spoorbomen omhoog zijn (gaat er mee bezig).

Journalist: Wel, ben je tevreden met je beroep?

Franca: Nou ja… tevreden…je kunt nooit tevreden genoeg zijn… en als je niet tevreden bent, kijk dan maar naar de mensen, die het slechter hebben dan wij, dan ben je snel tevreden… bezit is een zak met lucht…

Journalist: Goeie filosofie, van de andere kant geven de spoorwegen ze wat geld, ook al is het niet veel… maar als we kijken hoe hoog de huren tegenwoordig zijn… Betaal je huur?

Franca: Ja, maar niet veel. We betalen niet voor elektriciteit, gas en centrale verwarming.

Journalist: Dat is mooi en waarom niet?

Franca: Nou, omdat het er niet is. De spoorwegen zijn eerlijk weet je, ze laten je niet betalen voor iets wat er niet is. Maar ze laten ons wel betalen voor de gasverlichting, die we hier hebben en dat is rechtvaardig.

Journalist: Maar ze geven je dus gen enkel  comfort.

Franca: Maar ik klaag niet, ik ben tevreden, helemaal als je kijkt naar de mensen, die het slechter hebben. Ik bezit helemaal niets. En u begrijpt, dat wonen in een aards tranendal met geen enkele bezitting wel voldoening geeft, nietwaar? Sorry, dat ik je niet in huis kan laten, maar dan moet u hoesten.

Journalist: Hoezo?

Franca: Vanwege de rook van de trein, die net is gepasseerd. Kijk, de tunnel werkt als een compressor en spuit ongeveer een kwartier de rook naar buiten, die bij mij in de keuken komt door het raam, dat is gebroken. En daarna komt het in de slaapkamer en gaat dan weer naar buiten in de tuin.

Journalist: Oh, u hebt dus ook een tuin, dat is prettig.

Franca: Ja, maar het is jammer, dat er niets wil groeien. Vorig jaar heb ik tomaten geplant, er is er maar een van opgekomen. Ik wilde die in de macaroni doen, maar het sap was helemaal zwart, het leek wel inkt. Helemaal zwart van de rook.

Journalist: Die rook is dus echt een ellende.

Franca: Ach, ik klaag niet, want je moet niet achterom kijken. We leven in een aards tranendal, we zijn er maar kort om te boeten voor onze zonden. Dus ben ik niet ontevreden. Ik vind het alleen niet zo leuk voor de kinderen, gelukkig ademen ze de rook alleen ’s nachts in. Wacht, voor ik het vergeet. (ze roept hard). Aldino, doe de deur van de slaapkamer open en doe de kuikens naar buiten, want anders stikken de arme diertjes en kijk of er niet één onder het nachtkastje zit. (tot de interviewer): hij heeft zich ergens verstopt. Aldino is mijn jongste kind, hij gaat nog niet naar school, de andere twee al wel.

Journalist: Is het erg ver naar school?

Franca: Eh, ja. Ons baanwachtershuisje ligt 10 kilometer van het dorp, ze gaan er op de fiets naar toe.

Journalist: Nou, 10 kilometer heen, 10 kilometer terug, dat gaat nogal.

Franca: Ach, ze kunnen gelukkig alles op de fiets doen, want de bus is 5 kilometer van hier en om daar te komen moet je door de weilanden en de bossen, lopend dus.

Journalist: Lopend? Allemachtig.

Franca: Ja, met de fiets op de rug, net als bij de wielrenners: cyclocross. Maar ze klagen niet, ze zijn eerder tevreden, omdat ze allemaal gezond zijn. En er zijn mensen, die het veel slechter hebben. Maar ze zijn wel een beetje moe van hun tocht, de stakkers, ze slapen weinig, ze lijden een beetje aan slapeloosheid.

Journalist: Slapeloosheid, zo jong?

Franca: Ja, zo jong. Maar weet je, de twaalf treinen die iedere nacht voorbij komen, maken een hels lawaai, zodat je jong moet zijn, want je springt in bed omhoog. En in het baanwachtershuisje trilt alles, kijk maar naar de scheuren, die ontstaan als de aardbeving voorbij is.

Journalist: Wat een toestand. Dus die scheur over de hele voorgevel…

Franca: Nee, die komt van de echte aardbeving, we hebben er hard om gelachen.

Journalist: Je hebt om de aardbeving gelachen?

Franca: Ja, kijk, we moeten opstaan voor iedere trein om de spoorwegovergang te sluiten en daar hebben we geen wekker meer voor nodig. We zijn gemechaniseerd, zeg je dat niet zo? Dus, we hebben het horloge in ons hoofd, vijf minuten van tevoren en hopla. Die keer voelden wij de trilling, de wekker kondigde de trein aan, ik deed de bomen naar beneden. Ik sta daar buiten met de vlag, de trilling is er en er komt niets voorbij. Een spooktrein? We moesten erom lachen. Maar we klagen niet.

Journalist: God nog aan toe en je vindt, dat je niet moet klagen? En wat is er met je andere kind? Wat doet hij?

Franca: Niets, hij verzorgt de kippen en de kuikens.

Journalist: Oh, dat is handig, iemand die op de kippen past.

Franca: Ja, we hebben er acht. Maar vaak eindigen ze hun leven onder de trein of ze krijgen een hartverlamming van de schrik door het fluiten van de locomotief.

Er klinkt geblaat.

Journalist: O, ik hoor, dat u ook een schaap hebt.

Franca: Nee, dat is de haan.

Journalist: Hoezo, een haan, die blaat?

Franca: Ja, dat komt van de schrik, dat heeft iemand me uitgelegd, die hier langs kwam, hij zei, dat hij dierenarts was. Het is een gevolg van de diarree. De haan heeft diarree, omdat hij steeds schrikt en in plaats van te kraaien blaat hij. Dat is heel normaal.  Overigens ook de kippen…

Journalist: blaten?

Franca: Nee, die tokken, maar de eieren, ze hebben geen dooiers, ze zijn helemaal wit.

Journalist: Door de schrik?

Franca: Ja, de dierenarts heeft me uitgelegd, dat, zoals bij vrouwen die schrikken de melk weg blijft, bij hun de dooiers weg blijven, arme beesten. Maar ik vind, dat ze niet moeten klagen, maar dat ze tevreden moeten zijn, als je kijkt, hoe kippen worden gefokt.

Journalist: U hebt gelijk … in dit aardse tranendal… ik wed, dat zij er ook om lachen.

Franca: Hoe weet je dat?

Journalist: Wat?

Franca: Dat mijn kippen allemaal lachen.

Journalist: Wanneer lachen ze?

Franca: Wanneer ze eieren leggen, dan jeukt het.

Journalist: Hoezo?

Franca: Ze leggen geen ovale eieren, door de schrik moeten ze persen en ze leggen ze in een ketting, zo groot als noten.

Journalist: Heel bijzonder. (Je hoort geblaf). En dat, je zou zeggen, dat het geen hond is, die daar blaft, is het misschien een kat?

Franca: Nee, dat is Aldino.

Journalist: Wie?

Franca: Aldino, mijn zoon, de jongste.

Journalist: Uw zoon blaft?

Franca: Nou, is dat verkeerd? Het is heel jammer….

Je hoort opnieuw blaffen.

Journalist: Nog steeds je zoon?

Franca: Nee, dat is Bobi, ze zijn altijd samen. Hij is erg intelligent, begrijpt alles, hij kan alleen niet praten.

Journalist: Nou, dat zegt iedereen van zijn eigen hond.

 Franca: Nee, maar ik zeg over mijn zoon, dat hij niet kan praten. Door altijd met die hond alleen te zijn heeft hij geleerd zoals hem te praten. Ik heb er overigens geen tijd voor om ernaar te kijken, omdat ik het druk heb met de treinen.

Journalist: En je echtgenoot….

Franca: Mijn echtgenoot zit in de gevangenis in afwachting van zijn proces. Gelukkig heeft hij niemand vermoord,  een wagon pepers van een goederentrein losgekoppeld…hij had die pepers gezien, we hebben er een maand van gegeten, zelfs de hond.

Journalist: Hoe heeft hij dat gedaan?

Franca: Kijk, er zijn hier twee spoorwegovergangen, de andere is een kilometer verderop. De bomen van die andere overgang functioneren niet en dat komt door een technische storing, die niet wordt hersteld, het is niet anders. Maar het vervelende is, dat die baanwachter volgend jaar met pensioen gaat en wat moet je doen zonder geld? Hoe moet je leven zonder pensioen? Dus heeft mijn man de schuld van de diefstal  op zich genomen.

Journalist: Maar dat is ongelooflijk edelmoedig. Om het pensioen van een vriend te redden, verliest hij zijn eigen pensioen.

Franca: Nou nee, we hebben recht op geen enkel pensioen, we hebben deze baan zonder een vast contract, we zijn, zoals dat heet, tijdelijk. We zijn tijdelijk aangesteld voor 15 jaar.

Journalist: Maar dat zou verboden moeten worden.

Franca: Ja, misschien, maar als je denkt aan die arme FS met al die mensen, die bij het Staatsspoor zijn weggegaan en nog steeds weggaan. Als ik denk aan de spoorwegen met al dat ijzer moet ik huilen! Arme mensen! Arme FFSS! En daarom klaag ik niet! Ja, ik heb een echtgenoot in de gevangenis, mijn gestreste kinderen hebben zenuwtics, er is geen licht, de kippen kakelen, maar de haan blaat, mijn jongste kind blaft, we hebben een hongerloontje. Toch moet ik tevreden zijn, ook als ze me eronder houden. (Ze laat de spoorbomen zakken, de trein komt voorbij. De baanwachter blaast op haar hoorn en haalt de hendels over.)

                               DE REAGEERBUISBABY (1988)

 

Personages: presentator, echtgenote, echtgenoot

Presentator: Goeienavond allemaal. Vanavond zullen we het gaan hebben over kunstmatige bevruchting… dus in vitro. We praten in de discussie dan over “het kind uit de reageerbuis”. We gaan luisteren naar een rechtstreekse dialoog tussen twee echtgenoten, die discussiëren over het probleem.

In een woning.

Vrouw: Maar begrijp je, het is een verschrikkelijk probleem voor mij… Nee, alsjeblieft, en dan zijn er ook nog religieuze bezwaren, maar dat is het niet alleen. Het is het idee om een kind in mijn buik te laten groeien, dat niet van jou is.

Man: Ik begrijp je, in het begin wist ik ook niet of ik ervoor of tegen moest zijn, ik was er eigenlijk tegen, maar daarna is mijn mening veranderd.

Vrouw: Hoe dan?

Man: Door redelijke argumenten. Men zei me: de echte vader is niet degene, die je verwekt, maar die je opvoedt. Hoe zeggen ze dat in Napels: “O vader van me, dat is hij, die me brood geeft. En pap.”

Vrouw: Nee, pap en de borst krijgt het van mij, maar jij bent degene, die het opvoedt.

Man: Ja, akkoord, maar pap is alleen nodig om hem te eten te geven en het is het voedsel van de liefde, dat telt, de warmte, die je het kind geeft om zich behaaglijk te voelen, de lessen, die ik hem geef, de bescherming, het vertrouwen in het leven.

Vrouw: Ja, maar laat jij je een zoon of dochter behaaglijk voelen, die in niets op je lijkt?

Man: Nee, fout, eenzelfde uiterlijk wordt niet alleen bepaald door de genen. Een kind gaat dagelijks meer op je lijken, steeds meer imiteert hij jouw gebaren, je gezichtsuitdrukkingen, je stem. Het is wetenschappelijk bewezen, dat geadopteerde kinderen dikwijls meer lijken op de adoptievader dan natuurlijke kinderen. Net als bij dieren.

Vrouw: Je begrijpt hoop ik, dat ik ons kind niet wil vergelijken met een dier.

Man: Dat doe ik alleen om je een wetenschappelijk bewijs te geven. Laten we een hond nemen. Heb je er nooit op gelet, dat honden na een tijdje een beetje op hun baas gaan lijken?

Vrouw: Ja, dat is waar. Je broer met zijn buldog, die krijgt steeds meer zijn gezicht.

Man: Zie je wel! Net zoals de knechten op hun bazen gaan lijken, de ambtenaren op hun directeuren en de kinderen op hun vaders. Ook als het niet hun eigen kinderen zijn.

Vrouw: (ontroerd) Je bent een buitengewoon mens, edelmoedig…

Man: Hou op alsjeblieft, zo wordt er geredeneerd. Ik probeer het egoïsme te overwinnen, de culturele blokkades.

Vrouw: Maar dat is niet gemakkelijk. Er zijn maar weinig mensen, die zo redeneren als jij, die hun verstand gebruiken.

Man: Het is niet alleen je verstand gebruiken, maar ook je gevoel. Op het moment, dat wij besluiten een kind te nemen en ik niet in staat ben er één te maken…..

Vrouw: O ja, een kind van ons, bijna van ons…

Man: Kijk, we moeten het helemaal niet vertellen, dat het door kunstmatige bevruchting is geboren, het zal ontzettend op me gaan lijken.

Vrouw: En als het wordt geboren met rood haar, in onze familie is er niemand met rood haar. Wat zeggen we dan tegen de mensen?

Man: Wat wil je nou zeggen? Rood haar kan voorkomen tot in de zevende generatie, als je een rooie betovergrootvader hebt.

Vrouw: Ja, dat is waar. Je hebt wel een beetje gelijk, het belangrijkste is, dat het jouw karakter krijgt, jouw edelmoedigheid. Ja, ja, je hebt me overtuigd. Dus als het wordt geboren met rood of zwart haar, met een blank gezicht of met sproeten of donker als een mulat…

Man: Wat zeg je nou? Mulat?

Vrouw: Ja, als het zaad van een neger komt, wordt het als mulat geboren.

Man: Eh, nee, sorry.

Vrouw: Ja liefste, het is wetenschappelijk bewezen, zo is het nu eenmaal.

Man: Nee zeg… zwart, dat vind ik niet leuk.

Vrouw: Maar liefje, waarom praat je nu zo? Jij, die vecht voor rassengelijkheid.

Man: Waarom begin je nu over ras en zo… ik vind negers erg sympathiek.

Vrouw: Ja, maar niet als eventuele vaders van ons kind.

Man: Zeker, dat vind ik niet leuk. Misschien ben ik een beetje sentimenteel, maar ik wil wel aan iedereen kunnen zeggen, dat het kind helemaal van mij is en niet iedere keer worden opgezadeld met verklaringen: mijn vrouw wil niet, dat ik rondbazuin, dat het een kind uit een reageerbuis is. Zie je de reactie al? Ze staan er allemaal heel open tegenover. Het grootste deel trekt en ongelovig gezicht, vast en zeker, iemand zou ook om mij te kunnen pesten, neuriën: “Ja, een reageerbuis ja, geboren in en glazen buisje, ja, het is zwart, zwart, zwart, zwart, zo ziet het eruit.”

Vrouw: Ik ben teleurgesteld, dat je zo praat met zo’n ontzettende bekrompen kleinburgerlijkheid. Wat ben jij kleinzielig.

Man: Ja, je hebt gelijk, maar het is sterker dan ik, ik vind alles goed, maar zwart, dat moet ik niet.

Vrouw: Maar je kunt in ieder geval gerust zijn, het kind zal niet rood en niet zwart zijn, want de professor heeft me verzekerd, dat de donor wordt geselecteerd op gelijksoortige types.

Man: Gelijksoortige types?

Vrouw: Ja, het zaad komt van een blanke donor van het mediterrane ras.

Man: Uit het noorden of het zuiden?

Vrouw: Hè, doe niet zo overdreven man.

Man: Ik vraag je dat alleen maar uit nieuwsgierigheid.

Vrouw: Waarom plaats je geen advertentie: zaad van een mooie man uit het noorden gezocht. Heb je ook iets tegen een man uit het zuiden?

Man: Alsjeblieft, als het kind maar niet te klein is of olijfgroen of kroeshaar heeft.

Vrouw: Je maakt zeker een grapje

Man: Natuurlijk maak ik een grapje. Een man uit het zuiden vind ik ook goed. Of hij nu uit Bologna komt of uit Rimini. Ik maakte maar een grapje.

Vrouw: Des te beter. Ach, ik vergat iets. De traditionele Kinsmer – methode met de bevruchting via een reageerbuis hoeft bij mij niet.

Man: Wat?

Vrouw: Gisteren heeft de dokter me dat verteld, nadat hij mijn uitstrijkjes had bestudeerd. Niks Kinsmer.

Man: Niks Kinsmer? Nou, het is een methode, die beter is dan alle andere.

Vrouw: Luister, bij mij zul je de natuurlijke methode moeten gebruiken.

Man: Wat wil je daarmee zeggen?

Vrouw: Niks glazen buisje. Ik moet natuurlijk worden bevrucht.

Man: Is het echt waar? Zonder glazen buisje? Je moet gewoon slapen met een man…

Vrouw: Nou, je kunt het ook staande doen, maar dan gaat het een beetje lastiger.

Man: Je hebt me dus gewoon verneukt.

Vrouw: Maar het is wel een manier om je schijnheilige praatjes te stoppen.  En het wordt gewoon een steriele handeling op het moment, dat ik niet meewerk.

Man: Voor jou wel, maar voor hem vast en zeker niet.

Vrouw: Niet vulgair worden!

 

Man: En dan, ik weet hoe dat gaat, jij gaat gewoon meedoen, meewerken en als hij zich niet inhoudt, is het hek van de dam

Vrouw: Hij houdt zich niet in.

Man: Hoe weet je dat, ken je hem dan? Heb je hem al ontmoet…zijn jullie al samen uit eten geweest?

Vrouw: Ben je gek. Ik heb hem nog nooit gezien, de dokter zoekt hem uit, we ontmoeten elkaar voor het eerst in de kamer, waar de bevruchting plaats vindt.

Man: Zijn jullie daar alleen?

Vrouw: Ja.

Man: Maar de dokter en zijn assistenten kijken toch achter een raam?

Vrouw: Nee, niks raam. Ik heb juist gevraagd om elkaar in het donker te ontmoeten. Nou, het zal er niet helemaal donker zijn, maar schemerachtig.

Man: Nee, niks schemerachtig. Hij moet geblinddoekt zijn.

Vrouw: Ok, hij is geblinddoekt.

Man: En jij bent ook geblinddoekt.

Vrouw: Ja, goed. En weet je wat ik zal doen? Ik kom binnen met ook mijn handen vastgebonden en mijn voeten en een prop in mijn mond. Tevreden?

Man: Niet leuk doen. Eh, nee…eh nee… het zou wat zijn met zo’n onbekende bevruchter, geblinddoekt… in het donker, zonder je partner te kennen, alles wordt wel geheimzinnig. Wil je zo’n opwindende situatie? Nee, daar komt niets van in, ik ga er zelf heen!

 Vrouw: Jij?

Man: Ja! Ik ben geblinddoekt, we ontmoeten elkaar in de schemer, je doet net of je mij niet kent… ik ook. “Wat ben je lief… hoe heet je…nee, niet praten,” en we neuken als gekken.

Vrouw: Ja, maar… het kind?

Man: Dat ga ik vernietigen en alle reageerbuizen. Wat? Moet ik mijn leven en mijn ziel tot iedere prijs laten verwoesten door een kind? Volgens de Amerikanen zijn we dan monsters. Nou en? Ben ik Frankenstein soms?

 

 

litaratuur

Dario Fo 1